Achtergrondinfo therapieën

HET BASISBIOREGULATIESYSTEEM

De apparaten die in onze praktijk worden gebruikt zijn gebaseerd op biofysische diagnostiek- en therapievormen die verklaart worden vanuit het basisbioregulatie (BBR) concept. 

Bertalanffy (1968) beschouwde de mens als een biologisch en psycho-sociaal systeem. Het organisme is een op zichzelf staande eenheid die uit verschillende niveaus is opgebouwd. De niveaus vormen daarbij een samenhangend geheel en staan in wederkerige relatie. Iedere verandering die zich voordoet in een bepaald systeem, leidt tot een verandering in het geheel. Het betreft hier dus een zelforganiserend systeem met dynamische interacties, zowel binnen het systeem als tussen het systeem en de buitenwereld. In deze zienswijze ligt de nadruk op interacties en processen van voortdurende katabole afbraak en anabole opbouw. De processen zijn gericht op continue handhaving (homeostase) en vernieuwing. In het algemeen worden deze processen gestuurd door zogenaamde regelmechanismen die worden gekenmerkt door een referentie (norm) waaraan het proces wordt getoetst en een terugkoppelmechanisme, waarmee het proces (aan de hand van de referentie) wordt gestuurd. Elk individu is daarbij zijn eigen referentie.
Het basisbioregulatiesysteem zou kunnen worden gezien als het communicatienetwerk binnen het psycho-sociaal systeem van de mens.

Het basisbioregulatiesysteem is een uitwerking en uitbreiding van het basisbioregulatiesysteem van Pischinger. Prof. Dr. A. Pischinger (1899-1983) bestudeerde in zijn histologisch-embryologisch instituut in Wenen het weke bindweefsel. In dit weke bindweefsel, dat 60 % van het totale menselijk weefsel omvat, overheersen de cellen en de extracellulaire vloeistof. De vezelmassa is hier sterk gereduceerd. Dit celrijke losmazige bindweefsel noemde hij grondweefsel. Dit grondweefsel, dat in latere publicaties ook wel basisbioregulatiesysteem, grondregulatiesystem, (transit)mesenchym en recent in Nederland basisbioregulatiesysteem wordt genoemd, is opgebouwd uit
a. cellen. Dit zijn fibroblasten (histiocyten, macrofagen, lymfocyten, plasmocyten en
mestcellen);
b. extracellulaire vloeistof. Het levensnoodzakelijke medium voor de cellen; deze vloeistof is zeer omvangrijk, ongeveer achttien liter;
c. capillairen (haarvaten) en lymfevaatjes. De capillairen maken geen direct contact met orgaancellen. Alle stoffen die uit de capillairen treden, komen eerst terecht in de extracellulaire vloeistof. Vervolgens reageren die stoffen met de bindweefselcellen en pas daarna volgt de invloed op de specifieke orgaancellen;
d. neurovegetatieve eindtraject. Dit laatste stuk van het netwerk van het autonome zenuwstelsel eindigt vrij in het extracellulair volume. Al deze kleine zenuwuiteinden maken dus geen direct contact met de specifieke orgaancellen. De neurotransmitters (zoals noradrenaline en acetylcholine) beïnvloeden dus de samenstelling van de extracellulaire vloeistof en de bindweefselcellen;
e. proteoglycanen. Prof. Dr. Heine (anatomisch instituut universiteit Witten / Herdecke) heeft onderzoek gedaan naar eiwitsuikermoleculen. Hij heeft aangetoond dat deze proteoglycanen als een aaneengesloten netwerk door het gehele basisbioregulatiesysteem aanwezig zijn. Alle cellen kunnen via dit netwerk met elkaar communiceren.

Bovenstaande houdt in dat de stoffen uit het bloed, zoals zuurstof en voedingsstoffen via het grondweefsel de orgaancellen bereiken. Tevens betekent het dat de prikkeloverdracht van een zenuwcel op een orgaancel niet plaatsvindt via een klassieke synaps maar dat aan de zenuwuiteinden de neurotransmitters worden afgegeven die via het grondweefsel de orgaancel bereiken. Het grondweefsel is door het hele lichaam aanwezig en staat rechtstreeks in verbinding met het grondweefsel elders.

Het grondweefsel omspoelt en reguleert alle organen en reageert steeds als een eenheid. Dit grondweefsel is de plaats waar de belangrijkste levensverrichtingen worden gereguleerd. Elementaire processen als stofwisseling, doorbloeding, temperatuurregulatie, celademhaling, energiehuishouding en zuur-base-evenwicht vinden hier plaats. Via het grondweefsel kan informatie worden verspreid door het hele lichaam door neurotransmitters, metabole stoffen, immuuncellen en endocriene substanties.

Onstaat er ergens in het organisme een storing, dan worden in het grondweefsel de eerste maatregelen getroffen. Dat betekent dat een prikkeling op een plaats in dit BBRS niet alleen ter plekke maar ook op afstand reacties kan geven.
Het grondweefsel van Pischinger en Heine is als theoretisch model voor verschillende additieve geneeswijzen, met name voor de biofysische geneeskunde, zoals electro-acupunctuur en systeem-informatie-therapie, uitgewerkt aan de Utrechtse universiteit door de celbioloog dr. R. van Wijk en medewerkers. Men spreekt dan van het basisbioregulatiesysteem. Het basisbioregulatiesysteem maakt het mogelijk dat de lichaamselementen zich manifesteren als één geheel.

Het meridiaanstelsel is gelegen in het grondweefsel. Meridianen vormen kanalen waarin de intercellulaire communicatie plaats vindt door middel van ionenstromen van acupunctuurpunten naar organen. In de acupunctuurpunten is een verhoogde concentratie van gapjunctions gevonden waardoor een verhoogde ionen geleiding voorkomt, een hoge elektrische geleidbaarheid en een verhoogde elektrische stroom. Manipulatie van dit systeem heeft direct effect op andere fysiologische systemen.

Tijdens een elektro-acupunctuurmeting wordt door een apparaat een gelijkstroom, in een zeer kleine orde van grootte, via een acupunctuurpunt in het lichaam gebracht. De hoeveelheid stroom die door het meetpunt gaat, is omgekeerd evenredig met de weerstand. Als het aan het meetpunt gerelateerde orgaan of orgaandeel normaal functioneert, is de weerstand op het punt 100 kΩ. De spanning is dan circa 1 Volt en de stroom circa 9 microampère. De meetstroom varieert tussen 5,5 en 11,25 μA, wat afhankelijk is van de weerstand die overwonnen moet worden. De spanning varieert tussen 2070 en 135 mV. De meetstromen zijn klein, omdat ze anders een blokkeren effect op het regulatiemechanisme van het lichaam zouden hebben.

Bij systeem-informatie-therapie worden elektromagnetische trillingen via een apparaat, afhankelijk van de stoornis, in het bereik van 0 tot 10.000 Hz via bepaalde punten het lichaam binnen geleid. De frequentie van de elektromagnetische trilling dient te zijn afgestemd op de frequentie van het te behandelen systeem. Op die manier kan het niet goed functionerend systeem in resonantie worden gebracht en zal het biofotonen van de vereiste golflengte gaan uitgeven om de metabole- en andere celprocessen te herstellen, waardoor de regulatie starheid wordt doorbroken. Pathologische processen, met name die te maken hebben met vastgelopen communicatie in de cel, kunnen op deze wijze worden bijgestuurd.